Zondagsrust

Een herinnering.

In zondagse kleren, gepoetste schoenen, keurig gekamde haren en glimmende wangen zit het gezin aan het ontbijt in de woonkeuken. Een kopje thee met suiker en voor de kleintjes melk erin, een beschuitje en een sneetje zelfgebakken krentenbrood. Dan vlug, vlug met z’n allen naar de kerk in Schermerhorn tegenover de school. Mijn oudste broer en ik hebben om de beurt de oppasbeurt. Tafel afruimen, afwassen, stofzuigen, een loodje koffie malen met de wandkoffiemolen en zo vliegt de morgen om. Mijn broer experimenteert een keer met de stofzuiger. Hij is benieuwd of je er ook afwas- water mee kunt opzuigen. Gevolg: een natte bende in huis als iedereen weer terugkomt.

In de kerk vult het gezin een groot deel van een kerkbank. Vrouwen dragen een hoed en mannen gaan eerbiedig staan als er gebeden wordt. Elke week klinken dezelfde woorden: ‘…zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van den HERE, uw God; dan zult gij geen werk doen, gij noch uw zoon, noch uw dochter, noch (….). Want in zes dagen heeft de HERE den hemel en aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op den zevenden dag; daarom zegende de HERE den sabbatdag en heiligde dien’. (Exodus 20: 9 en 10 uit NBG 1951) Ja op zaterdag waren de aardappelen al geschild, het vlees gebraden, de groente klaargemaakt, de soep en de pudding gekookt, het brood gebakken, binnen en buiten geveegd en iedereen was in bad geweest. Zo werd de zondag voorbereid.

Uit de kerk gekomen drinken we in de kamer gezellig koffie en limonade met een zondags koekje. Daarna is het al weer gauw tijd om te koken en de tafel te dekken. Het is een heerlijk zondags maal. Bij het afdrogen kijk ik uit het zijraampje verlangend naar de zwemmers die van de brug afspringen. Nee, op zondag wil mijn moeder die natte bende buiten de deur houden. Dus mag ik nu niet zwemmen. Het is ook haar rustdag.

’s Middags gaan we weer naar de kerk. Er wordt een ‘zondag’ uit de catechismus voorgelezen. Ik tel de kleine ruitjes in de ramen en heb oogcontact met de jongens in de zijbanken. Halverwege de eindeloze preek zingen we een psalm. Een halve pepermunt helpt tegen de verveling. Verder droom ik wat weg. Soms mag ik naast mijn vader in de kerkenraadsbank zitten. Dan zie ik dat de koster tijdens het bidden met één oog de kerk rondspiedt. Zou hij zien dat ik stiekem kijk?

Naast ons bord bij het avondeten staat een beker melk naast een lekker gekookt eitje. Mijn vader leest voor uit de kinderbijbel en dan is deze zondag zomaar weer voorbij.

En nu?
Zondagsmorgens ga ik rustig naar de kerk. Met mijn zondagse kleren aan. De tien geboden klinken niet meer. De houten kerkbanken zijn verdwenen. Gezongen liederen en voorbeden raken mij vaak meer nog dan de oude woorden die klinken. We leven in een tijd met een beeldcultuur en vluchtig appcontact. De dag ligt verder voor me open, met tijd voor visite, rust en bezinning. Het kerkelijk leven concentreert zich steeds vaker op de zondag, zoals de gemeente- vergaderingen en het koffiedrinken na de dienst. Ook een uitstapje met de ZWO-groep naar de film ‘Onder het maaiveld’, of met de gespreksgroep naar het Verzetsmuseum. De bijeenkomsten van de gespreksgroepen zijn ook op zondagavond.

Het blijft voor mij toch een aparte dag, die zondag.

Adri V-K