De veertigdagentijd en pasen

Ik heb in een vorig artikel in de Aanwijzer iets verteld over het ontstaan van de onderverdeling van de tijd in jaren en maanden. De onderverdeling wordt gekoppeld aan de stand van zon, maan en sterren, terwijl die onderverdeling samenhangt met de periodes van zaaien en oogsten en met de vruchtbaarheidscyclus van de boerderijdieren. En aan die periodes en dagen werden weer religieuze rituelen en gebruiken gekoppeld. Een goede oogst en dus voldoende te eten was uiteindelijk een gift van de goden / God.

Veel feest- en gedenkdagen hebben een vaste plek op de kalender. Kerst is altijd op 25 december. Allerzielen altijd op 2 november. Heiligendagen, verjaardagen: altijd op dezelfde datum, maar wel op een andere dag. Het oprichten van de meiboom gebeurt weliswaar per streek of land op een andere datum (1 mei, Pinksteren, midzomer), maar dan wel altijd op dezelfde datum. Ik wil maar zeggen: op plekken waar het wordt gedaan op 21 juni, wordt het altijd gedaan op 21 juni. Bijvoorbeeld in Noord-Europa. Grappig genoeg heeft nou juist het belangrijkste christelijke feest, Pasen, geen vaste datum. Daar gaat een hele historie van verschillende bewegingen achter schuil. Van concilies (grote kerkelijke vergaderingen) tot Pausen die daar iets van vinden; maar ook bepalingen over kalenders en theologische overwegingen.

Niet onbelangrijk is ook zeker de herkomst van het christelijke Pasen. Namelijk afkomstig van het joodse Pesach. De bevrijding die dan wordt gevierd, de bevrijding uit de slavernij van Egypte, hebben christenen omgeduid tot de bevrijding in de opstanding van Christus. In de christelijke stroming van het jodendom, kreeg het Pesach dus een andere betekenis, maar aanvankelijk bleef de datum hetzelfde: 15 Nissan. Maar op deze manier valt Pasen meestal niet op een zondag, zoals ook Kerst meestal niet op een zondag valt. En dat werd als een probleem beleefd, omdat het vieren van de zondag als dag van de opstanding bij christenen gebruikelijk was geworden. Pasen moest op zondag gevierd worden, vond een meerderheid van christenen. En op geen enkele kalender loopt de weekindeling gelijk met de maand- of jaarindeling. Dus een vaste datum die altijd op zondag valt, is eenvoudig niet mogelijk.

Na heel veel kerkelijk gedoe en ruzie (ja, dat is van alle tijden), kwam er op het concilie van Nicea een besluit waarmee de paasdatum werd vastgesteld op de zondag na de eerste volle maan van de lente. Zo schuift de paasdatum op onze kalender heen en weer tussen 22 maart en 25 april. Er bleef dus wel een koppeling met het maanjaar, maar de koppeling met het joodse Pesach was er niet meer. Het kan ook niet meer precies samen vallen, omdat 15 Nissan valt op volle maan, terwijl het christelijke Pasen valt na volle maan.

Dat Pasen op zondag valt is voor de christelijke kerk belangrijk, omdat elke zondag een herdenken is van die allereerste paaszondag. Anders hadden we misschien – net als de joden – de sabbat als rustdag gehad, maar dat werd de zondag, omdat Jezus opstond op de eerste dag der week. De dag na de sabbat dus. Zie Johannes 20: 1, Lucas 24: 1, Marcus 16: 2 en Mattheüs 28: 1. Zo werd er dus gekozen voor de zondag, zonder de koppeling van de paasdatum met de maankalender helemaal los te laten.

Paaszondag valt ongeveer in het midden van een complete paascyclus. Althans, het werd in de loop van de eeuwen een complete cyclus. Want eerst was het een betrekkelijk beperkt feest. De eerste christenen die nog wel aansloten bij het joodse Pesach, begonnen op de dag dat het joodse paaslam werd geslacht met een dag van vasten. Dat is de dag voorafgaand aan het joodse paasfeest. Onze Goede Vrijdag.

Op de dag van het Pesach zelf werd het vasten voortgezet. Onze Stille Zaterdag. Terwijl de dag ná het joodse Pesach het eigenlijke Pasen werd gevierd. Onze Paaszondag. Maar langzamerhand wordt dat herdenken, het feest, uitgerekt naar voren, maar evengoed ook naar achteren. De kerk maakte een opsomming van verhalen, gebeurtenissen, die hadden geleid tot de kruisiging van Jezus. Meer en meer ontstond zo de behoefte om die gebeurtenissen apart te herdenken, mede gevoed doordat er in Jeruzalem kerken werden gebouwd op plaatsen die een belangrijke rol hadden gespeeld in de gang van Jezus naar het kruis. Dat breidde zich langzamerhand uit tot een Goede Week, die begon met de herdenking van de intocht in Jeruzalem: zondag Palmpasen. Gedurende de week die volgt werd en wordt dan in Jeruzalem – zeker niet alleen daar – uitbundig herdacht, gevierd en gevast.

De Goede Week werd nog weer verder uitgebouwd tot een hele 40-dagentijd. Veertig dagen, als een teruggrijpen op de 40 jaar van het volk Israël in de woestijn; als een gedachtenis aan de 40 dagen die Mozes verbleef op de berg Gods zonder te eten of te drinken; de tocht van de wanhopige Elia door de woestijn gedurende 40 dagen (1 Koningen 19); met natuurlijk als climax de verzoeking van Jezus in de woestijn gedurende 40 dagen. Geen wonder dat het een periode is geworden van inkeer, bezinning en vasten. De periode van voorbereiding op Pasen was de tijd van het geloofsonderricht voor de mensen die toe wilden treden tot het christendom. In de paasnacht werden ze dan gedoopt.

De 40-dagentijd begint overigens 46 dagen voor Pasen. Het werd ongepast gevonden om op zondag te vasten. Zoals ik wel meekreeg van katholieken: ‘op zondag mag je de vasten breken’. De eerste dag van de vasten werd Aswoensdag genoemd. Ja, dat is meteen na carnaval en niet de woensdag vooraf aan Witte Donderdag, zoals ook wel gedacht wordt. Op Aswoensdag het mooie gebruik om een askruisje op je voorhoofd getekend te krijgen door de priester. As die verkregen is door de palmtakjes te verbranden van de Palmpasen viering van het jaar daarvoor. Zo wordt het hosanna en de roep om de kruisiging meteen aan het begin van de 40-dagentijd bij elkaar gebracht.

ds. Marius Braams