Schoolkerstfeest

Een herinnering van 70 jaar geleden

Het grote bruine paard voor het zwarte koetsje draaft in gelijkmatig tempo over de dijk van Grootschermer naar Schermerhorn. Papa zit buiten op de bok van de brik, zoals we het koetsje van opa noemen. Ik zit samen met mijn broertje binnen, lekker warm ingepakt op de bank tegenover mama. Door het gedraaf wiegt de koets zachtjes heen en weer.

Buiten is het koud. De lucht is grijs op deze tweede kerstdag. Er ligt sneeuw op de weg. We zijn op weg naar de kerk in Schermerhorn waar we die middag het schoolkerstfeest gaan vieren. Tegenover de kerk staat de school met de grote ramen voor de twee lokalen. We hebben onze zondagse kleren aan en ik heb een grote gesteven witte strik in mijn haar. Als we over de brug het dorp indraaien zijn we er al bijna. Ik hoor papa langgerekt roepen: “Hoooo” en dan moeten we uitstappen. Als ik van het opstapje op de grond spring wiebelt het koetsje een beetje. Papa is het paard aan het losmaken en brengt hem de stal in, naast het witte huis van Keetman, de schilder. Wij lopen alvast vooruit naar naar de kerk.

Binnen is het warm en vol mensen. Het orgel speelt. De kachel voorin gloeit en er staat een grote pan bovenop. Voor de preekstoel staat een lange versierde tafel met wit papier erop. Tussen de stapels boeken op de tafel, branden kaarsjes. Mijn broertje en ik gaan bij de kinderen van de juf op de voorste bank zitten. Het orgel zet in en samen met alle mensen zingen we ‘Hoe zal ik u ontvangen’. Als het orgelspel stopt staan de kinderen van de meester voor de preekstoel. Zij zeggen in koor allerlei teksten op en we zingen de liedjes mee die we in de klas al geleerd hebben.

Ik hoor ‘Een volk dat in donkerheid wandelt, zal een groot licht zien’. Mijn wangen gloeien en mijn ogen schitteren. Ik zie het voor me: lichtjes in de nacht. We zingen over een nacht in Beth’lems dreven, een schone stille nacht… Ík hoor over ‘een rijsje dat voortkomt uit de tronk van Isaï’, geheimzinnige woorden die mij een gevoel van geborgenheid geven. Ook de krachtige woorden ‘wonderbare raadsman, sterke God, eeuwige vader, vredevorst’ nestelen zich diep in mijn binnenste. Dan gaat het over de tijd van keizer Augustus en Quirinius, die het bewind over Syrië voerde en over Jozef en Maria die op weg gaan naar Bethlehem. Ik hou van al die vreemde namen. Als we dan zingen ‘Er is een kindeke geboren op aard’ zie ik het duidelijk voor me: de stal, het kribbetje met het kindje erin, precies zoals juf het al op school verteld heeft. Bij het lied ‘De herdertjes lagen bij nachte in het veld’ ben ik daar ook. Als de grote kinderen eindelijk mogen gaan zitten krijgen we allemaal een beker warme chocolademelk met een lekkere grote knapperige kerstkrans. Door de ramen kan ik zien dat het buiten al donker is geworden. Het grote licht gaat uit en ik zie meester op de preekstoel staan. Het wordt heel stil en meester vertelt een spannend verhaal over drie ondeugende bengels. Ik luister ademloos en vergeet alles om me heen. Als het verhaal uit is, haal ik opgelucht adem. Het is goed afgelopen.

Dan komt de grootste verrassing. Net als de andere kinderen krijg ik een boekje van een van de stapels op de tafel. Mijn naam staat er in met daarbij ‘Schoolkerstfeest 1950’. Het is ‘Het huisje in de sneeuw’, van W.G. van de Hulst. Mijn eerste eigen boekje ‘Het zwarte poesje’ had ik vorig jaar gekregen. Dat kende ik bijna uit mijn hoofd. En nu wéér een eigen boekje! Ik kan mijn geluk niet op. Met hoogrode wangen van blijdschap krijg ik ook nog een grote oranje sinaasappel. “Een echte Jaffa”, zegt mama. Met mijn schatten stevig tegen mijn zondagse jas aangeklemd, stommelen we naar buiten. Het licht door de kerkramen valt op de besneeuwde straat. Kinderen roepen naar elkaar en laten hun schatten zien. Ik voel me dolgelukkig. Het schoolkerstfeest met alle warmte, schoonheid, geheimzinnigheid, saamhorigheid en spanning zit diep gegrift in mijn herinnering.

Adri V-K